Referentieraming 2022 beschikbaar
De Referentieraming 2022 van leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs is op 23 mei 2022 gepubliceerd. Het rapport is op de website van Rijksoverheid te vinden. Op “OCW in Cijfers” zijn de belangrijkste cijfers per sector uitgelegd.
Referentieraming 2022 per sector
- Primair onderwijs (po)
- Voortgezet onderwijs (vo)
- Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
- Hoger beroepsonderwijs (hbo)
- Wetenschappelijk onderwijs (wo)
Toelichting
De Referentieraming presenteert de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen en studenten voor het bekostigd onderwijs voor de komende jaren. De raming dient o.a. als onderbouwing voor de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
In deze raming blijft de totale deelname aan het Nederlandse onderwijs de komende jaren stabiel, met ruim 3,7 miljoen leerlingen en studenten in het bekostigde onderwijs. Er zijn wel verschillen per sector:
- Het aantal leerlingen in het primair onderwijs (po) daalt nog een paar jaar door, maar daarna wordt weer een toename van het aantal leerlingen verwacht. Het speciaal onderwijs groeit en blijft naar verwachting groeien.
- Het voortgezet onderwijs (vo) is nog een aantal jaar stabiel van omvang, maar over een paar jaar zet daar de leerlingendaling in die het po de afgelopen jaren doorgemaakt heeft. Het valt op dat er meer wordt doorgestroomd binnen het vo, van vmbo naar havo en van havo naar vwo.
- Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) wordt de komende jaren naar verwachting iets kleiner. Vanwege de lage werkloosheid die de komende jaren verwacht wordt, is de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) een relatief groot deel van het mbo.
- Het aantal studenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo) groeit niet langer. De komende jaren is een kleine daling van de omvang van het hbo te verwachten.
- Het wetenschappelijk onderwijs (wo) is de afgelopen jaren behoorlijk gegroeid. Die groei zet naar verwachting de komende jaren door. Internationale studenten zijn een steeds groter deel van de instoom in het wo.
De bijstelling op de raming van vorig jaar is in vergelijking met eerdere bijstellingen niet groot. Ook bleek de raming van vorig jaar (Referentieraming 2021) in de meeste gevallen nauwkeurig. Wel verschilt het per onderwijssector hoe groot de bijstellingen zijn:
- Voor het po worden over enkele jaren meer leerlingen verwacht dan in eerdere ramingen. Dat komt omdat er afgelopen jaar aanzienlijk meer kinderen geboren zijn dan vorig jaar verwacht. Over vier jaar stromen die kinderen het po in.
- De raming voor het voortgezet onderwijs is in grote lijnen ongewijzigd. Er stromen naar verwachting verhoudingsgewijs steeds meer leerlingen na de brugklassen door naar havo en vwo in plaats van naar het vmbo, maar dat patroon is minder sterk dan vorig jaar verwacht. Daar staat tegenover dat er na het behalen van een diploma vaker doorgestroomd wordt binnen het vo, van vmbo naar havo en van havo naar vwo.
- In het mbo worden nu meer bbl-studenten verwacht dan in de vorige raming, omdat de situatie op de arbeidsmarkt veel beter is voor mbo-ers dan vorig jaar werd verwacht.
- In het hbo is de raming naar beneden bijgesteld, om twee redenen. Er is minder instroom vanuit het mbo. Binnen het voortgezet onderwijs stromen havo-gediplomeerden vaker door naar het vwo dan dat ze naar het hbo doorstromen.
- De raming van het wo is nauwelijks bijgesteld en de vorige raming bleek nauwkeurig.
Bij het opstellen van deze referentieraming zijn de inzichten tot 15 december 2021 gebruikt. Daardoor zijn de formatie van het kabinet Rutte IV, de lockdown en schoolsluiting rond de jaarwisseling van 2021-2022 en de duimregeling voor de eindexamens 2022 niet in deze raming betrokken. Ook andere gebeurtenissen na deze datum, zoals de oorlog in Oekraïne, zijn niet meegenomen.
Gezien de huidige onzekerheid vanwege de gevolgen van de maatregelen in het onderwijs door de uitbraak van COVID-19 en de formatie van het kabinet Rutte IV zijn de betrokken adviesorganen CLR (in deze groep zijn FEZ, PO, VO, MBO en HO&S vertegenwoordigd) en ALS (in deze adviesgroep zijn CBS, CPB, SCP, PBL en de sectororganisaties van het onderwijs vertegenwoordigd; daarnaast nemen verschillende onafhankelijke ramings- en onderwijsexperts zitting), meer dan gebruikelijk betrokken geweest bij de referentieraming. Op advies van de ALS is er in deze raming vanuit gegaan dat de lange termijntrends zich weer normaal ontwikkelen. Voor de korte termijn waren er nog wel enkele correcties nodig, omdat veel leerlingen in het vo afgelopen jaar zijn blijven zitten en de slagingspercentages opnieuw hoger dan gebruikelijk waren. De gemaakte aannames zijn in het rapport van Referentieraming 2022 goed gedocumenteerd en worden duidelijk gepresenteerd aan de lezer. De raming is vastgesteld door de directeur van de directie Kennis, na positief advies van de CLR. De ALS bevestigt dat de uitkomsten van de raming plausibel zijn.