Referentieraming onderwijs 2024: Minder leerlingen en studenten in telling en raming
De Referentieraming presenteert de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen en studenten voor het bekostigd onderwijs voor de komende jaren. De raming dient o.a. als onderbouwing voor de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De Referentieraming 2024 (RR2024) van leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs is op 24 april 2024 gepubliceerd. Op “OCW in Cijfers” worden de belangrijkste cijfers en bijstellingen per sector uitgelegd.
Op 1 oktober 2023 volgden 3.694.200 leerlingen en studenten in Nederland onderwijs. Er zijn 38.800 (-1,0%) minder leerlingen en studenten in 2023 dan in de vorige raming werd verwacht. In alle sectoren zijn minder leerlingen en studenten dan verwacht, met uitzondering van voortgezet algemeen volwasseneducatie (vavo).
De omvang van het onderwijs is in 2023 kleiner dan in 2022, toen er 3.724.600 leerlingen en studenten onderwijs volgden. In deze raming verwachten we dat het aantal leerlingen en studenten de komende jaren blijft dalen. Waar er nu nog 3.694.200 leerlingen en studenten in het onderwijs zijn, wordt een daling tot 3.549.200 leerlingen en studenten in 2030 verwacht.
Er werd in de vorige raming al een afname van het aantal leerlingen en studenten verwacht, maar in deze raming worden er voor 2030 nog 124.200 (-3,4%) minder leerlingen en studenten dan in de vorige raming.
De belangrijkste veranderingen per sector worden hieronder besproken. In het rapport vindt u een uitgebreidere toelichting.
Primair Onderwijs: Minder geboortes leidt tot minder leerlingen
In het primair onderwijs (po) zijn er 1.467.200 leerlingen geteld, 12.900 (-0,9%) minder leerlingen dan verwacht. Het verschil tussen de raming van vorig jaar en de telling van dit jaar is in het po groot. Dit verschil hangt samen met de bevolkingsprognose van vorig jaar, waarin de immigratie van kinderen in de po-leeftijd in 2023 licht overschat is. Er zal waarschijnlijk leerlingdaling in het po als geheel blijven plaatsvinden, van 1.467.200 leerlingen nu naar 1.434.100 in 2030. Het aantal leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs neemt wel toe.
In RR2024 wordt het po over vier jaar en daarna kleiner geraamd dan dan vorig jaar verwacht. Deze bijstelling is groot, in vergelijking met bijstellingen van het po in eerdere ramingen. De bijstelling wordt veroorzaakt doordat het CBS verwacht dat de komende jaren minder kinderen geboren worden. Als er minder kinderen geboren worden, stromen er 4 jaar later ook minder kinderen het onderwijs in.
Voortgezet onderwijs: Deels herstel van effecten van leerachterstanden in vo
In het voortgezet onderwijs (vo) staan dit jaar 940.800 leerlingen ingeschreven, 5.300 (-0,6%) minder leerlingen dan vorig jaar verwacht. Ook dit verschil tussen raming en telling hangt samen met de bevolkingsprognose van vorig jaar, waarin de immigratie van kinderen in de vo-leeftijd in 2023 licht overschat is.
Het vo zal naar verwachting vanaf volgend jaar verder in omvang afnemen, van 940.800 leerlingen nu naar 890.100 in 2030. Belangrijkste reden is de demografische krimp, die eerder in het po ook al leerlingdaling veroorzaakte. Uitzondering op de algemene leerlingdaling in het vo is het aantal leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo, en het aantal leerlingen in internationale schakelklassen (isk). Die nemen naar verwachting tot 2025 nog toe, maar zullen daarna ook afnemen.
Leerachterstanden die ontstaan zijn tijdens de coronapandemie hebben waarschijnlijk nog steeds een effect op de doorstroom door het onderwijs. Afgelopen jaar zijn er iets minder leerlingen in het vo voor hun eindexamen geslaagd dan voor de coronapandemie. Dat zal deels veroorzaakt zijn doordat afgelopen jaar geen duimregeling of andere maatregel meer is toegepast om te compenseren voor de effecten van de coronapandemie. Zie de
Examenmonitor voor meer informatie over slagingspercentages. Bij andere stromen door het onderwijs, zoals zittenblijven, afstroom en stapelen, is wel herstel zichtbaar. Zo was bijvoorbeeld het percentage leerlingen dat blijft zitten in het jaar voor het eindexamen weer bijna gelijk aan voor de coronapandemie.
In voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) staan dit jaar 15.400 leerlingen ingeschreven, 2.100 (16,0%) meer leerlingen dan vorig jaar verwacht. Omdat er vorig schooljaar relatief veel leerlingen gezakt zijn voor hun eindexamen in het vo, was er dit jaar meer instroom in het vavo. De omvang van het vavo zal naar verwachting afnemen als de slagingspercentages in het vo weer toenemen. Het aantal leerlingen in vavo neemt dan af van 15.400 leerlingen nu naar 13.600 in 2030.
Middelbaar beroepsonderwijs: Groter bol in mbo verwacht door stijgende werkloosheid
In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) zijn er op sectorniveau in 2023 1.300 (-0,3%) studenten minder ingeschreven dan er in de raming van vorig jaar verwacht werden. De bbl is wel 8.800 (6,7%) studenten groter dan verwacht. Het aantal bbl-studenten komt dit jaar op 139.900. In de bol zijn 329.500 studenten geteld, waarmee de bol 10.200 (-3,0%) studenten kleiner is dan verwacht.
De omvang van het mbo blijft tot en met 2027 naar verwachting ongeveer gelijk, waarna ook hier het aantal studenten zal afnemen. Waar er nu 469.400 studenten in het mbo geteld zijn, worden er in 2030 454.500 geraamd. Vanaf komend jaar wordt een toename van het aantal bolstudenten en een afname van het aantal bbl-studenten verwacht.
Uit het verleden weten we dat er (met enige vertraging) minder bbl-plekken beschikbaar zijn bij een toenemende werkloosheid, waardoor er relatief vaker bolopleidingen gevolgd worden in het mbo. Afgelopen jaar is de werkloosheid gestegen en het CPB verwacht dat ze de komende tijd nog iets verder zal stijgen. Hoewel er dit jaar nog een groei van het aandeel bbl ten opzichte van bol was, verwachten we vanwege de stijgende werkloosheid vanaf komend jaar een verschuiving naar bol binnen het mbo.
Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs: Kleiner onderwijs door minder internationale studenten dan verwacht
In het hoger beroepsonderwijs (hbo) zijn er 11.600 (-2,5%) minder studenten (totaal 459.700 hbo-studenten) en in het wetenschappelijk onderwijs (wo) zijn er 9.700 (-2,8%) minder studenten (totaal 341.800 wo-studenten) ingeschreven dan vorig jaar verwacht. Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken. Het aantal gediplomeerden dat zonder tussenjaar van havo, vwo en mbo (niveau 4) doorstroomt naar hbo en wo was lager dan vorig jaar verwacht. Daarnaast is de instroom van internationale studenten lager dan vorig jaar verwacht.
In het hbo wordt een forse daling van het aantal studenten verwacht, van 459.700 studenten nu naar 409.500 in 2030. Vooral het aantal voltijd-bachelorstudenten daalt. Bij de associate-degree-opleidingen en hbo-masters wordt wel een toename van het aantal studenten verwacht. Het wo groeit nog licht de komende jaren, van 341.800 studenten nu naar 347.300 in 2030. Over de periode tot en met 2030 wordt een lichte toename van zowel het aantal voltijd-bachelor- als masterstudenten verwacht. Het aantal deeltijdstudenten in het wo neemt licht af in deze raming.
De instroom van nieuwe internationale studenten is ongeveer even groot als vorig jaar. In de vorige raming werd nog een verdere stijging van de instroom verondersteld. In deze raming wordt op basis van de historische trend nog steeds een stijging van de instroom van internationale studenten verwacht, maar minder dan in de vorige raming.
Het aandeel internationale studenten blijft naar verwachting toenemen. Dat wordt niet alleen veroorzaakt door meer internationale studenten, maar ook door een afname van de instroom van Nederlandse studenten. Er zijn de afgelopen decennia minder kinderen in Nederland geboren, wat het eerst te merken was in het po. Die leerlingdaling heeft ook het vo en mbo al bereikt en zal binnenkort het hbo en wo raken.
Over de RR2024
De raming is vastgesteld door de directeur van de directie Kennis van OCW. De externe Begeleidingscommissie Leerlingen- en Studentenraming (BLS) bevestigt dat de uitkomsten van de raming plausibel zijn. In deze commissie zijn CBS, CPB, SCP, PBL en de sectororganisaties van het onderwijs vertegenwoordigd; daarnaast nemen verschillende onafhankelijke ramings- en onderwijsexperts zitting.