Nederlandse onderwijsuitgaven volgens OCW en OESO
De onderwijsstelsels van landen verschillen in opzet en de manier waarop ze bekostigd worden. Om toch te kunnen vergelijken zijn in internationaal verband definities en indicatoren afgesproken die voor zo eenduidig mogelijke informatie moeten zorgen. Het CBS levert de gegevens over het Nederlandse onderwijs aan de OESO, UNESCO en Eurostat. De OESO en Eurostat publiceren onder andere de indicatoren ‘Uitgaven aan onderwijsinstellingen’ en ‘Overheidsuitgaven aan onderwijs’.
Het CBS heeft een overzicht samengesteld dat de aansluiting laat zien tussen de uitgaven voor onderwijs van het ministerie van OCW en de totale onderwijsuitgaven van Nederland volgens de OESO. Deze zogenaamde aansluittabel staat hieronder afgebeeld. Voor de aansluittabel voor de jaren 1995 t/m 2022 zie het bestand onderaan, onder 'Documenten'.
Nationale onderwijsuitgaven Aansluittabel OCW-OESO
2018 | 2019 | 2020 | 2021** | 2022* | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal uitgaven OCW | 42327 | 43075 | 44462 | 49041 | 53199 |
Totaal ontvangsten OCW | 1369 | 1398 | 1519 | 1621 | 1791 |
Gesaldeerde uitgaven OCW | 41359 | 42097 | 43099 | 47631 | 51706 |
Uitgaven Cultuur | -1835 | -2017 | -2462 | -2541 | -2828 |
Uitgaven Wetenschap | -1229 | -1265 | -1162 | -1208 | -1454 |
OCW onderwijsuitgaven | 38295 | 38815 | 39475 | 43882 | 47424 |
Aanpassing OCW onderwijsuitgaven aan OESO-definitie | 5 | 59 | 414 | 364 | 418 |
A) OCW onderwijsuitgaven volgens OESO | 38300 | 38874 | 39889 | 44246 | 47843 |
Onderwijsuitgaven andere ministeries | 1298 | 1411 | 1364 | 1592 | 1629 |
B) Rijksuitgaven aan onderwijs | 39598 | 40285 | 41253 | 45838 | 49471 |
Onderwijsuitgaven lagere overheden (netto) | 1870 | 1667 | 1767 | 2097 | 1888 |
C) Overheidsuitgaven aan onderwijs | 41468 | 41952 | 43020 | 47935 | 51359 |
Uitgaven huishoudens aan onderwijsinstellingen | 3310 | 3355 | 3354 | 3246 | 3273 |
Uitgaven bedrijven aan onderwijsinstellingen | 4059 | 4384 | 4487 | 4442 | 4649 |
Uitgaven buitenland aan onderwijsinstellingen | 465 | 479 | 492 | 508 | 492 |
D) Private uitgaven aan onderwijsinstellingen | 7834 | 8219 | 8333 | 8196 | 8414 |
E) Consolidatie | -529 | -594 | -483 | -675 | -773 |
Totale onderwijsuitgaven volgens OESO (C, D en E) | 48773 | 49577 | 50871 | 55456 | 59001 |
waarvan aan onderwijsinstellingen | 42457 | 44171 | 45558 | 49644 | 53543 |
Publieke onderwijsuitgaven
De aansluittabel begint met de uitgaven van OCW zoals ze in het jaarverslag aan het parlement worden verantwoord. Daarop volgen de aanpassingen op de uitgaven van OCW die nodig zijn om aan te sluiten op de internationale definities voor onderwijsstatistieken van de OESO.
De OCW-uitgaven voor onderwijs gaan voor het grootste deel direct naar onderwijsinstellingen. Daarnaast gaan er middelen naar huishoudens (vooral studiefinanciering) en gemeenten. Ook andere ministeries dragen bij aan het totaal van de onderwijsuitgaven. De ministeries van EZK (Economische Zaken en Klimaat) en VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) bekostigen agrarische of zorgopleidingen en ministeries stellen subsidies en fiscale regelingen beschikbaar aan bedrijven als deze stageplaatsen of leerwerkplekken beschikbaar stellen.
Lagere overheden (vooral gemeenten) geven meer uit aan onderwijs dan ze van de ministeries ontvangen. Gemeenten zijn onder andere verantwoordelijk voor voorschoolse educatie, leerlingenvervoer en de huisvesting van scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs.
Private onderwijsuitgaven
Volgens de definities van de OESO worden bij de bepaling van de totale onderwijsuitgaven alleen de private uitgaven aan onderwijsinstellingen meegenomen. Private onderwijsuitgaven anders dan aan onderwijsinstellingen worden buiten beschouwing gelaten. Huishoudens, bedrijven en organisaties in het buitenland zijn samen de private sector. Huishoudens hebben uitgaven aan onderwijsinstellingen voor les- en collegegelden, ouderbijdragen en schoolactiviteiten. Bedrijven hebben uitgaven voor de begeleiding van studenten die leren en werken tegelijk (duale studenten). Zowel bedrijven als organisaties in het buitenland geven geld uit aan contractonderzoek dat zij door Nederlandse universiteiten en hogescholen laten uitvoeren.
Totale uitgaven voor onderwijs
De totale onderwijsuitgaven zijn dan de publieke en private uitgaven aan onderwijsinstellingen en de publieke uitgaven aan huishoudens en bedrijven. Dubbeltellingen van bepaalde geldstromen in de totale onderwijsuitgaven worden voorkomen met behulp van de post ‘Consolidatie’.