Nettoarbeidsparticipatie van vrouwen met thuiswonende kinderen

In het stimuleren van meer arbeidsdeelname is er in het emancipatiebeleid speciaal aandacht voor moeders. Vooral met een kleine baan kunnen zij een kwetsbare financiële positie hebben. Hoe verschilt de arbeidsdeelname van moeders met jonge en oudere kinderen? En maakt dan onderwijsniveau nog uit?

De grafiek toont de nettoarbeidsparticipatie voor samenwonende vrouwen met thuiswonende kinderen.

Nettoarbeidsparticipatie van (gehuwd) samenwonende vrouwen met thuiswonende kinderen naar onderwijsniveau, 2022 (exclusief onderwijsvolgenden)

Nettoarbeidsparticipatie van (gehuwd) samenwonende vrouwen met thuiswonende kinderen naar onderwijsniveau, 2022 (exclusief onderwijsvolgenden) in procenten
OnderwijsniveauJongste kind 0 tot 6 jaarJongste kind 6 tot 12 jaarJongste kind 12 tot 18 jaarJongste kind 18 jaar of ouder
basisonderwijs, vmbo, mbo154,46169,567
mbo2-4, havo, vwo82,684,389,384,5
hbo, wo88,690,79184,6

In 2023 had 83,6 procent van de samenwonende moeders tot 65 jaar met thuiswonende kinderen betaald werk voor minimaal één uur per week. Van de vaders met een partner en thuiswonende kinderen was dat 94,9 procent. Moeders met een afgeronde hbo- of wo-opleiding hebben vaker werk dan anders opgeleide moeders. Voor moeders met basisonderwijs of een vmbo-diploma en moeders met een mbo-niveau of daarmee vergelijkbaar hangt de arbeidsparticipatie samen met de leeftijd van het jongste kind. Zo participeren moeders met basisonderwijs of een vmbo-diploma minder met een jongste kind tot 6 jaar dan wanneer de kinderen ouder zijn. Dat geldt niet voor moeder met een afgeronde hbo- of wo-opleiding: bij hen is de arbeidsdeelname juist het kleinst als de kinderen meerderjarig zijn. De arbeidsdeelname van moeders met basisonderwijs of een vmbo-diploma is het grootst als het jongste kind 12 tot 18 jaar is.

CBS (Enquête Beroepsbevolking) Brontabel als csv (238 bytes)