Acceptatie van homoseksuele, lesbische en transgender docenten
Scholen hebben een zorgplicht om te zorgen dat leerlingen in een sociaal veilig schoolklimaat kunnen leren en werken.
Om zicht te krijgen op de veiligheidsbeleving op de scholen in het funderend onderwijs wordt sinds 2006 (vo) en 2010 (po) gemeten hoe het staat met de gevoelens van veiligheid van de leerlingen en het personeel. De gegevens in het figuur gaan over metingen in voorjaar 2021 en 2022 van de Landelijke veiligheidsmonitor po/vo.
Acceptatie van homoseksuele, lesbische en transgender docenten door leerlingen in het voortgezet onderwijs
Uitspraak en periode | (Helemaal) mee eens | Niet eens, niet oneens | (Helemaal) mee oneens |
---|---|---|---|
Homoseksuele docent is in orde, 2022 | 77% | 13% | 10% |
Homoseksuele docent is in orde, 2021 | 81% | 10% | 9% |
Lesbische docent is in orde, 2022 | 80% | 12% | 9% |
Lesbische docent is in orde, 2021 | 83% | 10% | 7% |
Transgender docent is in orde, 2022 | 75% | 14% | 12% |
Transgender docent is in orde, 2021 | 79% | 11% | 10% |
Ruim driekwart van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zou het in orde vinden als die les zou krijgen van een homoseksuele leraar (77%), een lesbische lerares (80%) of een transgender leraar (75%). Daar staat tegenover dat een kleine tien procent dit niét in orde zou vinden: tien procent van de leerlingen zou het niet in orde vinden om les te krijgen van een homoseksuele leraar, negen procent niet van een lesbische lerares en twaalf procent niet van een transgender leraar. De overige leerlingen zijn neutraal. Vergeleken met voorgaand schooljaar, zien we dat iets minder leerlingen het in orde vinden om les te krijgen van de genoemde leraren, en dat iets meer leerlingen het niet in orde vinden of er neutraal in zijn.