Bevriend zijn met homoseksuele, lesbische en transgender leeftijdsgenoten
Scholen hebben een zorgplicht om te zorgen dat leerlingen in een sociaal veilig schoolklimaat kunnen leren en werken.
Om zicht te krijgen op de veiligheidsbeleving op de scholen in het funderend onderwijs wordt sinds 2006 (vo) en 2010 (po) gemeten hoe het staat met de gevoelens van veiligheid van de leerlingen en het personeel. De gegevens in de figuur gaan over metingen in voorjaar 2021 en 2022 van de Landelijke veiligheidsmonitor po/vo.
Percentage leerlingen in het voortgezet onderwijs dat bevriend wil zijn met iemand uit de volgende groepen
Wil bevriend zijn met, periode | (Helemaal) mee eens | Niet eens, niet oneens | (Helemaal) mee oneens |
---|---|---|---|
Homoseksuele jongens, 2022 | 68% | 16% | 17% |
Homoseksuele jongens, 2021 | 73% | 13% | 13% |
Lesbische meiden, 2022 | 70% | 15% | 15% |
Lesbische meiden, 2021 | 75% | 13% | 12% |
Transgender jongens (bij geboorte als vrouw geregistreerd), 2022 | 65% | 17% | 18% |
Transgender jongens (bij geboorte als vrouw geregistreerd), 2021 | 71% | 15% | 14% |
Transgender meiden (bij geboorte als man geregistreerd), 2022 | 65% | 17% | 18% |
Transgender meiden (bij geboorte als man geregistreerd), 2021 | 71% | 15% | 15% |
Een meerderheid van de leerlingen geeft aan dat ze bevriend kunnen zijn met homoseksuele jongens, lesbische meiden en transgender jongens en meiden. Dat percentrage schommelt tussen de 65 en 70 procent. Vijftien tot twintig procent van de leerlingen geeft aan dat ze niét bevriend willen zijn met deze groep leerlingen. Vergeleken met vorig jaar, geven leerlingen net iets minder vaak aan bevriend te willen zijn met leerlingen uit de genoemde groepen.