De verdeling van de baten van universiteiten over de eerste, tweede en derde geldstroom
Universiteiten ontvangen financiering uit verschillende bronnen (geldstromen). Deze indicator geeft inzicht in de verhoudingen tussen financieringsbronnen en verschuivingen hierin. Het gaat hierbij om middelen voor onderzoek en onderwijs, inclusief de financiering voor het onderzoek en onderwijs aan de umc’s.
De eerste geldstroom omvat financiering van de rijksoverheid voor onderwijs en onderzoek die rechtstreeks van de rijksoverheid komt. De universiteiten en umc’s bepalen zelf hoe ze deze middelen besteden. De tweede geldstroom omvat subsidies voor onderzoeksprojecten die onderzoekers aan de universiteiten en umc’s via NWO, ZonMw en KNAW (in competitie) verwerven. De derde geldstroom omvat alle overige (publieke en private) financiering voor onderzoeksopdrachten en contractonderwijs, inclusief publieke middelen die van de Europese Unie in competitie worden toegewezen.
Gezamenlijk geeft de totale omvang van de geldstromen een overzicht van de hoeveelheid financiering voor onderzoek en onderwijs aan de universiteiten en umc’s. Daarnaast biedt het aandeel van de eerste geldstroom, een indicatie van de ruimte voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek (hoewel ook in de overige geldstromen ruimte kan zijn voor dit type onderzoek). Andersom is het aandeel van competitieve financiering een indicatie voor sturing op onderzoek vanuit maatschappelijke of commerciële belangen. Veranderingen in de verhoudingen tussen de geldstromen geven een indicatie van de afhankelijkheid van instellingen (en hun medewerkers) van middelen die in concurrentie worden verkregen.
De grafiek laat de ontwikkeling zien van de baten van universiteiten per geldstroom, in de periode 2018-2022.
Baten van universiteiten per geldstroom
Jaar | Eerste geldstroom | Tweede geldstroom | Derde geldstroom | Overige baten |
---|---|---|---|---|
2018 | 4812,8 | 459,8 | 1465 | 550,1 |
2019 | 5096,4 | 517,4 | 1508,9 | 577,9 |
2020 | 5415,6 | 482,1 | 1462,8 | 526,4 |
2021 | 5946,8 | 500,5 | 1610,2 | 544,1 |
2022 | 6356,5 | 497,3 | 1703 | 613,5 |
Tussen 2018 en 2022 nemen de totale baten van universiteiten toe van 7,3 miljard euro in 2018 tot 9,2 miljard euro in 2022 (+25,8%). In dezelfde periode stijgt de eerste geldstroom van 4,8 miljard euro naar 6,4 miljard euro (+32,1%), De tweede geldstroom stijgt van 0,46 miljard euro naar 0,50 miljard euro (+8,2%). De derde geldstroom stijgt van 1,5 miljard euro naar 1,7 miljard euro (+16,2%). Tot slot stijgen de overige baten van 0,55 miljard euro naar 0,61 miljard euro (+11,5%).
De verhoudingen tussen de geldstromen blijven tussen 2018 en 2022 nagenoeg gelijk, behoudens een stijging van de eerste geldstroom met 3 procentpunt. In 2022 was de omvang van de eerste geldstroom het grootst met 69%, gevolgd door de derde geldstroom (19%), de overige baten (7%) en tot slot de tweede geldstroom (5%).