Toegekende starters- en stimuleringsbeurzen

Deze indicator geeft inzicht in de verdeling van de toegekende starters- en stimuleringsbeurzen voor onderzoekers. Het ministerie van OCW investeert sinds 2022 in onderzoek en onderzoekstijd door middel van starters- en stimuleringsbeurzen. Doel van de beurzen is het stimuleren van ongebonden onderzoek en verlagen van de werk- en aanvraagdruk bij onderzoekers. De beurzen vormen een persoonlijk werkkapitaal voor onderzoekers aan universiteiten en universitair medische centra (umc’s).

De figuur laat zien hoeveel onderzoekers een starters- of stimuleringsbeurs hebben ontvangen, in 2022 en 2023.

Aantal onderzoekers dat een startersbeurs heeft ontvangen

Aantal onderzoekers dat een startersbeurs heeft ontvangen aantal onderzoekers
Startersbeurs20222023
Overig WP332
UD102702
Totaal105734

De startersbeurzen zijn bedoeld voor startende universitair docenten. Het toekennen van startersbeurzen begon in de loop van 2022. In 2022 kregen 105 onderzoekers een startersbeurs, in 2023 waren dit er 734. Het grootste aandeel (meer dan 95%) hiervan ging naar universitair docenten. De resterende beurzen gingen naar overig wetenschappelijk personeel, zoals universitair medisch specialisten en overig wetenschappelijk personeel.

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (72 bytes)

Aantal onderzoekers dat een stimuleringsbeurs heeft ontvangen

Aantal onderzoekers dat een stimuleringsbeurs heeft ontvangen aantal onderzoekers
Stimuleringsbeurs20222023
Niet bekend018
Overig WP023
UD46493
UHD10138
HGL6145
Totaal62817

De stimuleringsbeurzen zijn bedoeld voor zittende universitair (hoofd)docenten en hoogleraren. Net als bij de startersbeurzen begon het toekennen van de stimuleringsbeurzen in de loop van 2022.  In 2022 kregen 62 onderzoekers een stimuleringsbeurs, in 2023 waren dit er 817. Hiervan ging het grootste aandeel (62% in 2023) naar universitair docenten, gevolgd door hoogleraren (18%) en universitair hoofddocenten (17%).

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (112 bytes)

Hoogte van de toegekende stimuleringsbeurzen

Hoogte van de toegekende stimuleringsbeurzen aantallen stimuleringsbeurzen
Aantal20222023
Kleiner-gelijk 50.0004443
50.001 - 100.0004768
100.001 - 150.000267
150.001 - 200.000315
200.001 - 250.000548
250.001 - 300.0000110
Groter-gelijk 300.000166

Het toekennen van de starters- en stimuleringsbeurzen begon in de loop van 2022. De hoogte van de startersbeurzen is tot 1 juli 2024 voor alle onderzoekers 300.000 euro. De hoogte van de stimuleringsbeurzen is variabel. Van de stimuleringsbeurzen werden in 2022 de meeste beurzen toegekend in de categorie €50.001 - €100.000 (76%). Voor 2023 werden de meeste beurzen toegekend in de categorie <= €50.000 (54%).

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (199 bytes)

De verdeling van toegekende startersbeurzen over wetenschapsgebieden met man-vrouw verdeling

De verdeling van toegekende startersbeurzen over wetenschapsgebieden met man-vrouw verdeling aantallen beurzen
Wetenschapsgebiedvm
Landbouw1513
Diversen1715
Techniek2338
Natuur3440
Gezondheid3639
Economie3559
Rechten4950
Taal en Cultuur5752
Gedrag en Maatschappij16899

Van de startersbeurzen werden van 2022 (startjaar) tot en met 2023 de meeste beurzen toegekend binnen de wetenschapsgebieden gedrag & maatschappij (32%) en taal & cultuur (13%). De man-vrouw verdeling gaat tot en met 2023 vrijwel gelijk op, 52% van de startersbeurzen werd uitgereikt aan vrouwen en 48% aan mannen. De verdeling van beurzen over mannen en vrouwen is niet evenredig verdeeld voor Gedrag & Maatschappij (63% vrouwen, 37% mannen), Economie (37% vrouwen, 63% mannen) en Techniek (38% vrouwen, 62% mannen), maar wel grotendeels voor de overige wetenschapsgebieden. Zo is bij Natuur 46% vrouw en 54% man.

De man-vrouw verdeling bij de toegekende beurzen loopt niet ver uit de pas met de man-vrouw verdeling bij universitair docenten werkzaam bij de Nederlandse universiteiten (exclusief sector Gezondheid, WOPI data, 2023). Van de universitair docenten was in 2023 47% vrouw. Per wetenschapsgebied is het aandeel beurzen toegekend aan vrouwen redelijk  vergelijkbaar met het aandeel vrouwen bij de universitair docenten: 57% vrouwen bij Gedrag en Maatschappij, 40% vrouwen bij Economie,  35% vrouwen bij Techniek en 40% vrouwen bij Natuur.

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (191 bytes)

De verdeling van toegekende stimuleringsbeurzen over wetenschapsgebieden met man-vrouw verdeling

De verdeling van toegekende stimuleringsbeurzen over wetenschapsgebieden met man-vrouw verdeling aantallen beurzen
Gebiedvrouwman
Landbouw00
Gezond-heid2012
Techniek2313
Natuur1729
Diversen6039
Gedrag en Maat-schappij6656
Economie4786
Rechten7958
Taal en Cultuur138136

Van de stimuleringsbeurzen werden tot en met 2023 de meeste beurzen toegekend binnen de wetenschapsgebieden Taal & cultuur (31%) en Rechten (16%). Binnen het wetenschapsgebied Landbouw werden tot dusver geen stimuleringsbeurzen uitgereikt. De man-vrouwverdeling is bij de stimuleringsbeurzen  tot en met 2023 evenredig (51% vrouw, 49% man). Per wetenschapsgebied is de man-vrouwverdeling van de stimuleringsbeurzen eveneens gelijkmatig voor Taal & Cultuur (50% vrouw) en Gedrag & Maatschappij (54% vrouw) maar niet voor de andere wetenschapsgebieden.

De man-vrouwverdeling bij universitair (hoofd)docenten en hoogleraren werkzaam bij de Nederlandse universiteiten (exclusief sector Gezondheid, WOPI data, 2023) is ook ongelijkmatig. Van de universitair (hoofd)docenten en hoogleraren was in 2023 in totaal 40% vrouw.  Dit patroon van man-vrouwverdeling onder hoogleraren en universitair (hoofd)docenten is in de meeste wetenschapsgebieden vergelijkbaar met de man-vrouwverdeling bij de stimuleringsbeurzen, behalve voor Techniek (28% vrouw, versus 64% vrouw bij de stimuleringsbeurzen) en Diversen (42% vrouw, versus 61% vrouw bij de stimuleringsbeurzen).

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (190 bytes)

Besteding starters- en stimuleringsbeurzen

Besteding starters- en stimuleringsbeurzen Euro
StartersbeurzenStimuleringsbeurzen
20222023Prognose 2024Prognose 202520222023Prognose 2024Prognose 2025
1. Onderzoeksfaciliteiten425.0001.631.0171.923.0651.990.885991.3601.864.1891.247.323955.941
2. Aanstelling medewerkerPromovendusTijdelijk607.4835.324.16715.433.44219.677.0781.041.2884.075.6054.176.6645.621.778
Onderzoeker (postdoc)Vast-49.216512.543893.091215.223423.646234.681226.980
Tijdelijk zicht op vast-67.24400----
Tijdelijk-129.980714.0881.139.797-53.802559.126584.155
Overig WPVast-48.144479.178558.030-178.326319.581253.885
Tijdelijk zicht op vast-40.308176.617178.806-48.268--
Tijdelijk-124.103141.580154.030-639.893627.323142.623
Ondersteunend personeelVast-64.653463.605644.495-33.26091.81092.373
Tijdelijk zicht op vast--00--76.173337.697
Tijdelijk-77.702675.196661.453-26.838326.947369.627
3. Vergroting van onderzoekstijd van de beurshouder-24.00021.4135.717--300.000300.000
UDVast-873.280831.1311.106.512119.1353.204.1603.815.6174.380.304
Tijdelijk zicht op vast-2.00000-391.048362.570299.070
Tijdelijk--60000900008.568173.935362.730362.730
Overig WPVast--00-373.361371.436369.284
Tijdelijk zicht op vast--116528277938,6027-66.183488.888601.094
Tijdelijk--00-34.667144.00090.667
Ondersteunend personeelVast--0014.19150.368--
Tijdelijk zicht op vast--00----
Tijdelijk--27999,750----
Niet onderverdeeld-356.60012.961.00017.801.000--9.200.0009.400.000
Totaal1.032.4838.812.41534.537.38545.178.8322.389.76511.637.54913.504.86814.988.208

Onderzoekers hebben meerdere jaren de tijd om hun beurs te besteden. In 2023 werd in totaal 8,8 miljoen euro van de startersbeurzen besteed. Het grootste deel hiervan ging naar de aanstelling van promovendi (60%), gevolgd door onderzoeksfaciliteiten (19%) en het vergroten van de onderzoekstijd van universitair docenten met een vaste aanstelling (10%).  De prognoses voor 2024 en 2025 liggen beduidend hoger met een totaal van 34,5 miljoen euro voor 2024 en 45,2 miljoen euro voor 2025. De prognoses voor de verdeling van de uitgaven zijn vergelijkbaar met 2023.

Aan stimuleringsbeurzen werd in 2023 11,6 miljoen euro besteed. Ook hier ging het grootste deel naar de aanstelling van promovendi (35%), gevolgd door het vergroten van de onderzoekstijd van universitair docenten met een vaste aanstelling (28%) en onderzoeksfaciliteiten (16%). Voor 2024 en 2025 zijn de prognoses in lijn met 2023, met een totaal van 13,5 miljoen euro voor 2024 en 15,0 miljoen euro voor 2025. Ook bij de stimuleringsbeurzen zijn de prognoses voor de verdeling van de uitgaven vergelijkbaar met 2023.

Bron: Universiteiten van Nederland Brontabel als csv (2 kB)