Kansen en ruimte voor ontwikkeling op kerntaken
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stimuleert loopbaandifferentiatie om talent aan te trekken en te behouden voor de wetenschap. Door het faciliteren van grotere diversiteit aan carrièrepaden ontstaan ontwikkelings- en loopbaanmogelijkheden die beter aansluiten op de drijfveren van onderzoekers en docenten.
Deze indicator meet de kansen en ruimte die onderzoekers en docenten aan universiteiten, umc’s en hogescholen ervaren voor ontwikkeling op kerntaken. De kerntaken van onderzoekers en docenten zijn onderzoek, onderwijs en kennisoverdracht naar de maatschappij. Voor umc’s is patiëntenzorg ook een kerntaak.
De indicator bevat gegevens uit het drijfverenonderzoek en de cultuurbarometer. Met het drijfverenonderzoek brengt het Rathenau Instituut iedere 4 jaar in kaart wat onderzoekers en docenten in het onderzoek en hoger onderwijs motiveert om hun werk te doen, en in hoeverre zij ervaren dat hun werkomstandigheden daarbij aansluiten.
De gegevens uit het drijfverenonderzoek worden aangevuld met inzichten uit de landelijke cultuurbarometer die in het kader van het programma Erkennen & Waarderen wordt uitgevoerd. Het doel van dit programma is om wetenschappers breder te waarderen om recht te doen aan de verschillende academische kwaliteiten. Dit betekent niet alleen aandacht voor onderzoeksprestaties, maar ook voor bijdragen op bijvoorbeeld onderwijs, impact, leiderschap en patiëntenzorg.
Kansen en ruimte om te ontwikkelen op kerntaken
Kerntaak en type instelling | Onvoldoende | Voldoende | Goed |
---|---|---|---|
Management en organisatie, Hogeschool | 19% | 38% | 16% |
Management en organisatie, Umc | 22% | 44% | 18% |
Management en organisatie, Universiteit | 23% | 44% | 14% |
Verwerven van financiering, Hogeschool | 22% | 30% | 13% |
Verwerven van financiering, Umc | 30% | 30% | 14% |
Verwerven van financiering, Universiteit | 33% | 36% | 11% |
Studenten begeleiding, Hogeschool | 11% | 43% | 37% |
Studenten begeleiding, Umc | 11% | 50% | 32% |
Studenten begeleiding, Universiteit | 13% | 49% | 34% |
Onderzoek begeleiding, Hogeschool | 17% | 39% | 25% |
Onderzoek begeleiding, Umc | 15% | 38% | 32% |
Onderzoek begeleiding, Universiteit | 27% | 36% | 24% |
Kennisoverdracht, Hogeschool | 23% | 42% | 20% |
Kennisoverdracht, Umc | 29% | 42% | 13% |
Kennisoverdracht, Universiteit | 33% | 38% | 17% |
Onderwijs, Hogeschool | 9% | 42% | 38% |
Onderwijs, Umc | 22% | 38% | 22% |
Onderwijs, Universiteit | 16% | 41% | 39% |
Onderzoek, Hogeschool | 22% | 36% | 31% |
Onderzoek, Umc | 17% | 31% | 49% |
Onderzoek, Universiteit | 32% | 31% | 35% |
De kerntaken van onderzoekers en docenten zijn onderzoek, onderwijs en kennisoverdracht naar de maatschappij. Daarnaast besteden onderzoekers en docenten ook tijd aan faciliterende werkzaamheden zoals: het begeleiden van onderzoekers en studenten, het verwerven van financiering en management- en organisatietaken.
In het enquête-onderzoek naar Drijfveren van onderzoekers en docenten (2022) is onderzoekers en docenten bij publieke hogeronderwijsinstellingen gevraagd naar de ervaren ruimte om zich te ontwikkelen. Per kerntaak konden respondenten aangeven of ze die als onvoldoende, voldoende, goed of niet van toepassing beoordelen.
Tussen de 67% en 80% van de respondenten beoordeelt de kansen en ruimte om zich te ontwikkelen op het gebied van onderzoek als voldoende of goed. Daarentegen beoordeelt 32% van de respondenten aan universiteiten de kansen en ruimte als onvoldoende, net als 17% van de respondenten aan umc’s en 22% van de respondenten aan hogescholen. Een groot deel van de respondenten wil zich ontwikkelen op het gebied van onderzoek: 76% (universiteiten), 66% (umc’s) en 62% (hogescholen) (niet in grafiek).
Tussen 60 en 80% van de respondenten beoordeelt de kansen en ruimte om zich te ontwikkelen op het gebied van onderwijs als voldoende of goed. Toch geeft 16% van de respondenten aan universiteiten hier een onvoldoende, net als 22% van de respondenten aan umc’s en 9% van de respondenten aan hogescholen. Het aandeel respondenten dat zich wil ontwikkelen is op het gebied van onderwijs een stuk kleiner dan op het gebied van onderzoek: 36% (universiteiten), 35% (umc’s) en 26% (hogescholen) (niet in grafiek).
Bij kennisoverdracht beoordelen de respondenten de kansen en ruimte voor ontwikkeling vaker als onvoldoende en minder vaak als goed. Tussen de 38% en 42% van de respondenten geeft het een voldoende en 13-20% een goed. Het aandeel dat zich wel graag wil ontwikkelen op het gebied van kennisoverdracht, is 38% (universiteiten), 37% (umc’s) en 39% (hogescholen) (niet in grafiek).
Bij de faciliterende werkzaamheden zien we dat 33% van de respondenten aan universiteiten een onvoldoende geeft voor kansen en ruimte voor het verwerven van financiering. Ditzelfde beeld zien we bij de umc’s (30%) en hogescholen (22%) Een deel van de respondenten uit wel de wens om zich op dit terrein te ontwikkelen. Zo geeft bij universiteiten 30% aan zich te willen ontwikkelen op het verwerven van financiering en 45% op de onderzoekbegeleiding (niet in grafiek).
Deze data zijn ook beschikbaar op functieniveau en bijgevoegd als bijlage onderaan deze pagina. Als we niet op sectorniveau kijken maar op functieniveau dan zien we bij universiteiten en umc’s dat hoogleraren onvoldoende kansen en ruimte zien voor ontwikkeling op onderzoek (30%) en het verwerven van financiering (29%). Bij universitair hoofddocenten geldt dit ook voor onderzoek (33%) en het verwerven van financiering (41%) maar ook voor kennisoverdracht (41%). Universitair docenten geven het vaakst een onvoldoende voor onderzoek (45%), gevolgd door kennisoverdracht (41%) en het verwerven van financiering (43%).
Het valt op dat voor de kerntaken (onderzoek, onderwijs en kennisoverdracht) het percentage onderzoekers en docenten dat zich hierop wil ontwikkelen toeneemt naarmate de functiecategorie lager is. Dit is vooral het geval binnen het domein onderwijs waar 16% van de hoogleraren zich op wil ontwikkelen tegenover 47% van de promovendi.
Bij de hogescholen zien we dat veel lectoren zich binnen het thema kennisoverdracht willen ontwikkelen (51%) en minder binnen het thema onderwijs (5%).
De achterliggende data over de kansen en ruimte voor ontwikkeling die onderzoekers en docenten ervaren binnen de faciliterende werkzaamheden en de kansen en ruimte naar functie zijn in te zien in het Excel bestand onderaan deze pagina of via deze link te downloaden.
Gemiddelde tijdsbesteding onderzoekers en docenten
Kerntaak | Universiteiten | Umc's | Hogescholen |
---|---|---|---|
Onderzoek | 32% | 39% | 22% |
Onderwijs | 26% | 8% | 23% |
Kennisoverdracht | 4% | 3% | 5% |
Onderzoekbegeleiding | 8% | 11% | 9% |
Studentbegeleiding | 11% | 7% | 15% |
Verwerven financiering | 4% | 5% | 6% |
Management en organisatie | 11% | 12% | 12% |
Patiëntenzorg | 1% | 11% | 0% |
Overige taken | 3% | 4% | 6% |
Onderzoekers en docenten aan universiteiten besteden gemiddeld de meeste tijd aan onderzoek (32%), gevolgd door onderwijs (26%) en studentbegeleiding en management en organisatie (beiden 11%).
Onderzoekers en docenten aan umc’s geven aan de meeste tijd te besteden aan onderzoek (39%), gevolgd door management en organisatie (12%) en patiëntenzorg en onderzoekbegeleiding (beiden 11%).
Bij de hogescholen besteden onderzoekers en docenten de meeste tijd aan onderwijs (23%) en onderzoek (22%), gevolgd door studentbegeleiding (15%) en management en organisatie (12%).
Loopbaandifferentiatie
Stelling | Helemaal niet mee eens | Niet mee eens | Neutraal | Mee eens | Helemaal mee eens |
---|---|---|---|---|---|
1. Bij het maken van afspraken over mijn werkzaamheden wordt rekening gehouden met waar mijn ambities liggen. | 5% | 13% | 20% | 50% | 12% |
2. Bij het maken van afspraken over mijn werkzaamheden ervaar ik een goede balans tussen aandacht voor mijn talenten en aandacht voor de behoeften van de instelling. | 6% | 19% | 26% | 41% | 8% |
3. Ik heb het gevoel dat ik mij verder kan ontwikkelen in het soort werk dat het beste bij mij past. | 5% | 15% | 23% | 44% | 13% |
4. In mijn functie vind ik het haalbaar om de verschillende domeinen (onderwijs, onderzoek, impact, patientenzorg, leiderschap) in mijn werk te combineren. | 8% | 25% | 21% | 36% | 10% |
5. Ik ervaar dat ik op alle verschillende domeinen in mijn werkzaamheden goed moet zijn. | 2% | 10% | 16% | 47% | 26% |
6. Ik heb de indruk dat verschillende domeinen in mijn instelling evenveel waardering krijgen. | 25% | 43% | 19% | 12% | 2% |
De cultuurbarometer laat aan de hand van stellingen zien wat het beeld is dat onderzoekers en docenten hebben over loopbaandifferentiatie.
De meerderheid (62%) geeft aan dat er bij het maken van afspraken over werkzaamheden rekening wordt gehouden met zijn of haar ambities, maar 18% is het hier juist mee oneens. Een iets kleiner aandeel (49%) vindt daarbij ook dat er een goede balans is tussen aandacht voor de talenten van de onderzoeker of de docent en de aandacht voor de behoeften van de instelling. Precies een kwart is het hiermee oneens. Daarnaast geeft 57% aan het gevoel te hebben zich verder te kunnen ontwikkelen in het soort werk dat het beste bij hem of haar past, tegenover 20% die het hier juist mee oneens is.
Over het combineren van verschillende kerntaken is 46% van mening dat dit haalbaar is, maar 33% niet. Ruim twee derde (68%) vindt dat verschillende domeinen niet gelijkwaardig worden gewaardeerd.
Zie voor een overzicht van de mate waarin men het eens is met uitspraken rondom loopbaandifferentiatie naar functie, in het Excel bestand onderaan deze pagina of via deze link te downloaden.