Doorstroom van mbo naar hbo: achtergrondkenmerken
Niet alle mbo 4-gediplomeerden hebben een gelijke kans op doorstromen naar het hbo.
Groepen die relatief meer instromen zijn studenten met een niet-westerse migratieachtergrond, mannen, studenten uit gezinnen met een midden of laag inkomen en studenten van wie tenminste één ouder hoogopgeleid is. De onderstaande grafieken illustreren dit beeld. Ook wanneer er rekening gehouden wordt met alle kenmerken tegelijk (in multivariate regressiemodellen) blijven deze verschillen bestaan. Met als uitzondering het verschil naar inkomen.
Voor havisten die doorstromen in het hbo zijn het dezelfde groepen die relatief meer doorstromen, maar zijn de verschillen kleiner. Een uitzondering hierop is de groep studenten van wie tenminste één ouder hoog opgeleid is, zij stromen relatief minder door naar het hbo (meer naar het vwo)
In de onderstaande grafiek staat de directe instroom van mbo naar hbo-bachelor naar migratieachtergond. Onder de gerelateerde grafieken staan de directe instroom van mbo naar hbo-bachelor voltijd naar geslacht, huishoudinkomen en opleidingsniveau van de ouders.
Directe instroom van mbo 4-gediplomeerden in hbo naar migratieachtergrond
Periode | niet-westers allochtoon | autochtoon en westers allochtoon |
---|---|---|
2009 | 59,80% | 45,10% |
2010 | 57,60% | 44,50% |
2011 | 55,20% | 42,50% |
2012 | 52,80% | 41,80% |
2013 | 56,10% | 45,10% |
2014 | 53,80% | 45,00% |
2015 | 44,70% | 37,30% |
2016 | 45,40% | 37,30% |
Mbo-ers met een niet-westerse migratieachtergrond stromen vaker in het hbo in dan mbo-ers met een westerse migratieachtergrond of Nederlandse achtergrond. Het verschil is de laatste jaren kleiner geworden, doordat de daling in instroom groter is onder studenten met een niet-westerse migratieachtergrond.
In 2016 stroomde 45,4% van de gediplomeerde studenten mbo 4 (bol, voltijd) met een niet-westerse migratieachtergrond direct in het hbo (bachelor, voltijd). Voor de overige studenten was dit 37,3%
Periode | man | vrouw |
---|---|---|
2009 | 51,10% | 44,80% |
2010 | 49,80% | 44,30% |
2011 | 48,30% | 41,90% |
2012 | 47,00% | 41,20% |
2013 | 49,00% | 45,60% |
2014 | 48,60% | 45,10% |
2015 | 41,50% | 36,40% |
2016 | 41,30% | 36,50% |
Mannen stromen vaker door van mbo naar hbo dan vrouwen. De verschillen zijn veel kleiner dan naar migratieachtergrond. In 2016 stroomde 41,3% van de mbo 4-gediplomeerde mannen door en 36,5% van de mbo 4-gediplomeerde vrouwen. Al jaren is dit verschil er. Het verschil neemt licht af doordat er een iets sterkere daling in de doorstroom is geweest bij mannen dan bij vrouwen.
Periode | 1 (laag) | 2 | 3 | 4 | 5 (hoog) |
---|---|---|---|---|---|
2009 | 50,90% | 51,40% | 48,00% | 46,20% | 46,50% |
2010 | 49,20% | 50,20% | 47,10% | 45,50% | 46,10% |
2011 | 48,20% | 47,50% | 43,70% | 44,20% | 44,00% |
2012 | 48,10% | 44,60% | 44,00% | 42,90% | 43,10% |
2013 | 50,30% | 48,00% | 47,20% | 46,60% | 46,20% |
2014 | 49,10% | 48,50% | 46,30% | 46,10% | 45,90% |
2015 | 39,80% | 39,00% | 37,50% | 38,10% | 39,60% |
2016 | 41,10% | 37,90% | 37,70% | 38,40% | 39,60% |
De doorstroom van mbo naar hbo in 2016 is het laagst in de middelste inkomensgroep en hoger in de laagste en hoogste inkomensgroepen. Zeven jaar eerder stroomden juist de hogere inkomensgroepen minder vaak door. Dit is vanaf 2014 gaan schuiven. De verschillen zijn niet erg groot (minder dan 4 procentpunt). De verschillen veranderen wanneer rekening gehouden wordt met andere kenmerken: dan stromen de laagste inkomensgroepen het minst vaak door. Ook dan blijven de verschillen klein.
Periode | ten minste één hoopopgeleide ouder | geen hoogopgeleide ouders |
---|---|---|
2009 | 51,90% | 48,00% |
2010 | 52,60% | 46,40% |
2011 | 50,60% | 44,50% |
2012 | 49,00% | 43,50% |
2013 | 52,70% | 46,70% |
2014 | 53,60% | 45,80% |
2015 | 45,00% | 37,80% |
2016 | 45,00% | 38,00% |
Mbo 4-gediplomeerden met tenminste één ouder die hoogopgeleid is stromen vaker door naar hbo (voltijd bachelor) dan mbo 4-gediplomeerden zonder hoogopgeleide ouders. In 2016 stroomt 45% van de studenten met hoogopgeleide ouder(s) door en 38% van de studenten zonder hoogopgeleide ouders. Dit verschil is vrij stabiel over de tijd.