Doorstroom van mbo naar hbo: uitval
De uitval in het eerste jaar voltijd hbo-bachelor is hoger onder studenten zonder hoogopgeleide ouders en studenten uit gezinnen met een laag inkomen. De uitval is lager onder studenten met een niet-westerse migratieachtergrond dan onder studenten met een westerse migratieachtergrond of Nederlandse achtergrond. Er is geen verschil in uitval tussen mannen en vrouwen als tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de andere kenmerken.
Bij hbo’ers met havo als vooropleiding zijn de verschillen vergelijkbaar, met uitzondering van het verschil tussen mannen en vrouwen. Mannen met havo als vooropleiding vallen vaker uit dan vrouwen met havo als vooropleiding. De inkomensverschillen en verschillen naar migratieachtergrond in uitval zijn groter onder havisten dan onder mbo-ers
Onderstaande grafiek geeft het aandeel uitvallers onder de doorstromers in het eerste jaar naar het opleidingsniveau van ouders. Onder “gerelateerde grafieken” vindt u uitsplitsingen naar inkomen, migratieachtergrond en geslacht.
Percentage uitval gedurende het eerste jaar hbo naar opleidingsniveau van ouders
Periode | Ten minste één hoogopgeleide ouder | Geen hoogopgeleide ouders |
---|---|---|
2009 | 14,50% | 19,30% |
2010 | 15,40% | 19,30% |
2011 | 18,80% | 21,60% |
2012 | 15,80% | 20,30% |
2013 | 17,20% | 22,00% |
2014 | 17,00% | 22,40% |
2015 | 17,20% | 19,80% |
Studenten zonder hoogopgeleide ouders vallen vaker uit in het eerste jaar dan studenten met hoogopgeleide ouder(s). Dit verschil wordt niet verklaard door andere kenmerken zoals migratieachtergrond, geslacht en inkomen.
Periode | 1 (Laag) | 2 | 3 | 4 | 5 (Hoog) |
---|---|---|---|---|---|
2009 | 19,30% | 18,70% | 20,00% | 17,80% | 15,60% |
2010 | 21,20% | 19,80% | 18,30% | 18,40% | 17,20% |
2011 | 21,20% | 21,00% | 21,80% | 20,10% | 19,20% |
2012 | 20,80% | 19,80% | 21,40% | 19,60% | 17,80% |
2013 | 25,20% | 22,70% | 20,80% | 20,60% | 19,30% |
2014 | 22,90% | 23,00% | 21,20% | 20,40% | 19,10% |
2015 | 20,00% | 21,10% | 20,00% | 18,70% | 17,00% |
Studenten uit een gezin met een laag inkomen vallen vaker uit in het eerste jaar. De trend over de tijd laat een wat grillig patroon zien, zonder duidelijke toename of afname van de inkomensverschillen.
Periode | niet-westerse allochtoon | autochtoon en westers allochtoon |
---|---|---|
2009 | 18,40% | 17,80% |
2010 | 18,90% | 18,50% |
2011 | 20,80% | 20,50% |
2012 | 20,10% | 19,50% |
2013 | 22,40% | 20,80% |
2014 | 22,10% | 20,50% |
2015 | 20,90% | 18,60% |
Tot 2012 zijn er nauwelijks verschillen in uitval naar migratieachtergrond. Vanaf 2013 zijn er kleine verschillen waarbij het lijkt alsof de uitval groter is onder studenten met niet-westerse migratieachtergrond. Echter wanneer rekening gehouden wordt met andere kenmerken zoals opleiding van de ouders en inkomen van ouders dan blijkt het omgekeerde het geval: studenten met niet-westerse migratieachtergrond vallen significant minder vaak uit (in 2014 en 2015).
Periode | Man | Vrouw |
---|---|---|
2009 | 18,20% | 17,70% |
2010 | 18,30% | 18,80% |
2011 | 20,00% | 21,00% |
2012 | 19,40% | 19,90% |
2013 | 21,30% | 21,10% |
2014 | 21,70% | 20,10% |
2015 | 19,90% | 18,30% |
De verschillen tussen mannen en vrouwen in uitval in het eerste jaar zijn klein. Er is geen verschil in uitval tussen mannen en vrouwen als tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de andere kenmerken.