Schoolloopbaan van vmbo- en mbo-leerlingen: verwante en niet verwante doorstroom

In het Nederlands onderwijsbestel moeten kinderen op jonge leeftijd belangrijke keuzes maken die de rest van hun loopbaan beïnvloedt. De vraag is of het een voordeel is als leerlingen in een vroeg stadium een gerichte keuze maken.

In deze thema-analyse wordt het studiesucces van vmbo- en mbo-leerlingen die kiezen voor een verwante vervolgopleiding nader bekeken. Verwante doorstromers blijken over het algemeen vaker een diploma te halen. Ook is het uitval- en overstappercentage lager, hoewel de verschillen klein zijn.

Verwante doorstroom per sector

Verwante doorstromers hebben op het vmbo dezelfde sector doorlopen als de gekozen sector op het mbo. Iets meer dan 60% van de vmbo-leerlingen uit cohort 2007 stroomt door naar een verwante sector in het mbo. De mbo-sector Techniek heeft de grootste verwante doorstroom, namelijk 71%.

Verwante doorstroom per leerweg

Vanuit de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg is per sector de grootste verwante doorstroom te zien. Vanuit de gemengde leerweg zien we een opvallend kleiner percentage verwante doorstroom.

Verwante doorstroom per provincie

De verwante doorstroom ligt in de meeste provincies rond het gemiddelde van ruim 60 procent. Twee provincies wijken af van het gemiddelde: in Groningen is het lager (55,3%) en in Zeeland hoger (70,6%).

Arbeidsmarktkansen

De verschillen in werkgelegenheid zijn groter tussen gediplomeerden en niet-gediplomeerden dan tussen verwante en niet-verwante doorstromers in de doorstroom van vmbo naar mbo. Grotere verschillen in het percentage werkenden vinden we tussen de leerlingen die later op het mbo van opleiding veranderen ten opzichte van mbo'ers die dit niet doen.