Keuze voor onderwijsrichting van vrouwen en mannen
Van oudsher kiezen meisjes en jongens in het onderwijs vaak voor verschillende richtingen. Terwijl bij meisjes opleidingen in de zorg, het onderwijs en sociaal-culturele richtingen favoriet zijn, hebben jongens vaker een voorkeur voor natuur en techniek. Het beleid is erop gericht deze verschillen tussen jongens en meisjes te verkleinen. In de onderstaande grafieken is te zien in hoeverre meisjes zijn over- of ondervertegenwoordigd in de studierichtingen/-profielen van de verschillende onderwijssoorten.
In de onderstaande grafieken is te zien in hoeverre meisjes zijn over- of ondervertegenwoordigd in de studierichtingen/-profielen van de verschillende onderwijssoorten. De eerste grafiek toont het aandeel vrouwelijke leerlingen in de verschillende profielen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo). De daaraan gerelateerde grafieken tonen vervolgens hetzelfde voor het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Bij het voortgezet onderwijs gaat het om de profielen die in de bovenbouw gekozen kunnen worden.
De grafiek erna toont het aandeel vrouwen in de verschillende sectorkamers (studierichtingen) van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Ten slotte tonen de daaraan gerelateerde grafieken wat het aandeel vrouwen is in de verschillende studierichtingen van het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo).
Aandeel leerlingen in 3 en 4 vmbo naar profiel en geslacht, 2023/’24
Profiel | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Zorg en welzijn | 77,7 | 22,3 |
Landbouw | 53,5 | 46,5 |
Economie | 41,5 | 58,5 |
Techniek | 16 | 84 |
Combinatie | 45,1 | 54,9 |
Niet van toepassing | 49,1 | 50,9 |
Op het vmbo kiezen meisjes veel vaker dan jongens voor zorg en welzijn, terwijl jongens veel vaker dan meisjes kiezen voor techniek. In het profiel zorg en welzijn is 78 procent van de leerlingen in schooljaar 2023/’24 een meisje. In datzelfde schooljaar is 84 procent van de leerlingen in het profiel techniek een jongen.
De afgelopen jaren is de scheve verhouding tussen meisjes en jongens op deze profielen wel afgenomen. Sinds 2015/’16 is het aandeel jongens bij zorg en welzijn toegenomen van 12 procent naar 22 procent en het aandeel meisjes bij techniek is toegenomen van 9 procent naar 16 procent.
Profiel | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Economie en maatschappij | 42 | 58 |
Cultuur en maatschappij | 77,6 | 22,4 |
Economie en maatschappij-Cultuur en maatschappij | 73,4 | 26,6 |
Natuur en techniek | 24,4 | 75,6 |
Natuur en gezondheid | 62,3 | 37,7 |
Natuur en techniek-Natuur en gezondheid | 46,9 | 53,1 |
Andere combinatie of profiel niet van toepassing | 51,2 | 48,8 |
Op de havo is het aandeel meisjes het hoogst bij het profiel cultuur en maatschappij en bij het combinatieprofiel economie en maatschappij/cultuur en maatschappij. Rond de 75 procent van de leerlingen in deze profielen is een meisje. Het aandeel jongens daarentegen is met 76 procent het hoogst bij het profiel natuur en techniek. Bij de profielen economie en maatschappij en het combinatieprofiel natuur en techniek/natuur en gezondheid zijn jongens en meisjes meer evenredig vertegenwoordigd.
De afgelopen jaren is op de havo de ongelijke verhouding tussen jongens en meisjes bij de meeste profielen afgenomen, maar het aandeel meisjes onder leerlingen met het profiel economie en maatschappij daalde.
Profiel | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Economie en maatschappij | 42,2 | 57,8 |
Cultuur en maatschappij | 78,5 | 21,5 |
Economie en maatschappij-Cultuur en maatschappij | 61,8 | 38,2 |
Natuur en techniek | 33,3 | 66,7 |
Natuur en gezondheid | 65,3 | 34,7 |
Natuur en techniek-Natuur en gezondheid | 53 | 47 |
Andere combinatie of profiel niet van toepassing | 52,6 | 47,4 |
Op het vwo is het aandeel meisjes het hoogst bij het profiel cultuur en maatschappij. Ruim 75 procent van de leerlingen in dit profiel is een meisje. Ook bij het combinatieprofiel economie en maatschappij/cultuur en maatschappij en het profiel natuur en gezondheid zijn meisjes oververtegenwoordigd. Het aandeel jongens is het hoogst bij het profiel natuur en techniek, namelijk 67 procent.
De afgelopen jaren is op het vwo de ongelijke verhouding tussen jongens en meisjes bij de meeste profielen afgenomen, maar het aandeel meisjes onder leerlingen met het profiel economie en maatschappij daalde.
Aandeel studenten op mbo naar sectorkamer en geslacht, 2023/’24
Sectorkamer | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Techniek en gebouwde omgeving | 8,2 | 91,8 |
Mobiliteit, transport, logistiek en maritiem | 15,8 | 84,2 |
Zorg, welzijn en sport | 76,1 | 23,9 |
Handel | 40,6 | 59,4 |
Creatieve industrie en ICT | 33,2 | 66,8 |
Voedsel, groen en gastvrijheid | 56,4 | 43,6 |
Zakelijke diensterverlening en veiligheid | 47,5 | 52,5 |
Specialistisch vakmanschap | 64,3 | 35,7 |
Entree | 41,6 | 58,4 |
Niet gespecificeerd-bovensectoraal | 44,2 | 55,8 |
De figuur laat het aandeel vrouwen en mannen op alle mbo-niveaus en –leerjaren zien, voor inschrijvingen op de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), de beroepsopleidende leerweg (bol) en extranei-studenten. Op het mbo zijn de verschillende studierichtingen ingedeeld in zogeheten sectorkamers. In de sectorkamer zorg, welzijn en sport is het aandeel vrouwen het grootst, namelijk 76 procent. Dit aandeel nam gedurende de afgelopen tien jaar iets af. De sectorkamer waarin het aandeel mannen en het aandeel vrouwen het meest uit elkaar ligt, is techniek en gebouwde omgeving. In deze sector is 8 procent van de studenten vrouw.
Studierichting | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Onderwijs | 72,4 | 27,6 |
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 62,4 | 37,6 |
Journalistiek, gedrag en maatschappij | 74,9 | 25,1 |
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 40,9 | 59,1 |
Wiskunde, natuurwetenschappen | 44,9 | 55,1 |
Informatica | 13,5 | 86,5 |
Techniek, industrie en bouwkunde | 25,8 | 74,2 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 46,2 | 53,8 |
Gezondheidszorg en welzijn | 77 | 23 |
Dienstverlening | 50,2 | 49,8 |
De figuur laat het aandeel vrouwen en mannen in het eerste jaar van het hoger beroepsonderwijs naar studierichting zien. Het aandeel vrouwen is in de studierichting Gezondheidszorg en welzijn met 77 procent het grootst. In de richtingen Journalistiek, gedrag en maatschappij en in Onderwijs is een bijna even groot deel (75 procent) van de studenten vrouw. In de studierichting Informatica is het aandeel vrouwen het kleinst, maar dit aandeel verdubbelde de afgelopen jaren: van 6 procent in 2015/'16 naar 13 procent in 2023/'24. Ook in de Techniek, industrie en bouwkunde zijn mannen oververtegenwoordigd.
Studierichting | Vrouwen | Mannen |
---|---|---|
Onderwijs | 89,6 | 10,4 |
Vormgeving, kunst, talen en geschiedenis | 64,1 | 35,9 |
Journalistiek, gedrag en maatschappij | 71 | 29 |
Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | 49,8 | 50,2 |
Wiskunde, natuurwetenschappen | 50,6 | 49,4 |
Informatica | 28,6 | 71,4 |
Techniek, industrie en bouwkunde | 30,8 | 69,2 |
Landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | 62 | 38 |
Gezondheidszorg en welzijn | 69,5 | 30,5 |
Dienstverlening | 51,6 | 48,4 |
De figuur laat het aandeel vrouwen en mannen in het eerste jaar van het wetenschappelijk onderwijs naar studierichting zien. Het aandeel vrouwen is het hoogst in de studierichting Onderwijs. Dat aandeel is in de afgelopen jaren nauwelijks veranderd. Ook in de richtingen Journalistiek, gedrag en maatschappij en in Gezondheidszorg en welzijn zijn vrouwen oververtegenwoordigd.
Het aandeel vrouwen is in de studierichtingen Informatica en in Techniek, industrie en bouwkunde het laagst, maar nam de afgelopen jaren wel toe. In 2015/'16 was het aandeel vrouwen 22 procent voor Informatica en 26 procent voor Techniek, industrie en bouwkunde. In 2023/'34 is dit toegenomen tot respectievelijk 29 procent en 31 procent.