Onderwijsdeelname naar sociaaleconomisch milieu
Iemands maatschappelijke positie wordt sociaal-economische status (SES) genoemd. Drie indicatoren die vaak worden gebruikt om SES te meten zijn het opleidingsniveau, het inkomensniveau en het beroepsniveau.
Het CBS heeft een cohort van iedereen die op 1 oktober 2009 16 jaar oud was gevolgd en gekeken welke van deze leerlingen op 22-jarige leeftijd deelnam aan het hoger onderwijs of het hoger onderwijs al had afgesloten. Deze gegevens worden gerelateerd aan de SES van de ouders (bepaald op basis van het gestandaardiseerde huishoudensinkomen). In het tweede figuur wordt van de personen die op 22-jarige leeftijd deelnamen aan het hoger onderwijs weergegeven aan welk onderwijstype ze op 16-jarige leeftijd deelnamen.
Aandeel 16-jarigen dat op 22-jarige leeftijd een inschrijving in ho heeft (gehad), per ses-klasse
SES-klasse | hbo-inschrijving (gehad) | wo-inschrijving (gehad) |
---|---|---|
0-10 % | 25% | 7% |
11-20 % | 24% | 6% |
21-30 % | 28% | 7% |
31-40 % | 30% | 8% |
41-50 % | 33% | 9% |
51-60 % | 37% | 11% |
61-70 % | 40% | 13% |
71-80 % | 42% | 16% |
81-90 % | 42% | 22% |
91-100 % | 40% | 34% |
Deze figuur laat zien dat naarmate het inkomen van de ouders hoger was, er meer inschrijvingen waren (geweest) in het hoger onderwijs. Zo'n 32% van de 16-jarigen uit de laagste SES-klasse heeft een ho-inschrijving (gehad) ten opzichte van 74% uit de hoogste SES-klasse (hbo of wo inschrijving). Dit verschil ontstaat veelal eerder, aangezien het verband tussen SES en inschrijving in het ho veel minder sterk is bij leerlingen in het havo, vwo en mbo-4, zoals te zien is in onderstaande figuur. Mogelijk ontstaan de verschillen al eerder, bijvoorbeeld bij de overgang van po naar vo.
Aandeel jongeren dat op 16-jarige leeftijd op vwo, havo of mbo-4 zat en op 22-jarige leeftijd een inschrijving in ho heeft (gehad), per ses-klasse
SES-klasse | vwo | havo | mbo-4 |
---|---|---|---|
0-10 % | 92% | 80% | 45% |
11-20 % | 92% | 82% | 46% |
21-30 % | 94% | 84% | 44% |
31-40 % | 95% | 86% | 41% |
41-50 % | 96% | 87% | 44% |
51-60 % | 96% | 87% | 44% |
61-70 % | 96% | 89% | 46% |
71-80 % | 96% | 88% | 49% |
81-90 % | 97% | 89% | 51% |
91-100 % | 96% | 90% | 53% |
Bovenstaand figuur laat het aandeel jongeren zien dat op 16-jarige leeftijd 9in 2009) op vwo, havo of mbo-4 zat en op 22-jarige leeftijd een inschrijving in het ho heeft (gehad). Van de vwo'ers uit de hoogste SES-klasse is 96% ingeschreven (geweest), van de vwo'ers uit de laagste SES-klasse 92%. Voor havisten loopt het van 80% (laagste SES-klasse) naar 90% (hoogste SES-klasse). Bij de overgang van het mbo-4 naar het ho loopt het verschil van 45% (laagste SES-klasse) naar 53% (hoogste SES-klasse). Doordat het mbo opleidt voor een beroep, is het percentage kinderen dat van mbo-4 naar het ho gaat beduidend lager dan vanuit havo en vwo.
Uit het eerste figuur bleek dat er meer inschrijvingen in het ho waren naarmate het inkomen van ouders (SES) hoger was. Wanneer we kijken naar vooropleidingen die tot een ho-instroomkwalificatie (vwo, havo, mbo-4) leiden, dan is dit verband metSES (inkomen) van ouders veel minder sterk.