Referentieraming onderwijs 2025: Minder leerlingen en studenten in telling en raming

De Referentieraming presenteert de verwachte ontwikkeling van het aantal leerlingen en studenten voor het bekostigd onderwijs voor de komende jaren. De raming dient o.a. als onderbouwing voor de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

De Referentieraming 2025 (RR2025) van leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs is op 25 april 2025 gepubliceerd. Op “OCW in Cijfers” worden de belangrijkste cijfers en bijstellingen per sector uitgelegd.

Het aantal leerlingen en studenten in het Nederlandse bekostigde onderwijs daalt in deze raming van 2025 de komende jaren, van 3.661.000 in 2024 naar circa 3.508.400 miljoen in 2031. Deze krimp is zichtbaar in alle onderwijssectoren en komt vooral door de lagere geboortecijfers in Nederland de afgelopen twintig jaar. De inzet om met deze krimp in het vervolgonderwijs om te gaan is recentelijk gedeeld in de beleidsbrief vervolgonderwijs, onderzoek en wetenschap.

De belangrijkste veranderingen per sector worden hieronder besproken. In het rapport vindt u een uitgebreidere toelichting.

Primair Onderwijs: Daling leerlingaantallen tot 2031, daarna weer groei

Het primair onderwijs (po) telt in 2024 1.461.400 leerlingen. In 2025 wordt een lichte stijging verwacht tot 1.465.700 leerlingen, doordat kinderen die tijdens de coronapandemie in de geboortepiek van 2021 zijn geboren in 2025 het onderwijs in stromen. Daarna zet op basis van de lagere geboortecijfers in de afgelopen jaren een daling in, tot het laagste punt in 2031 bereikt wordt met 1.428.600 leerlingen. Na 2031 wordt weer groei verwacht, oplopend tot 1.578.000 leerlingen in 2040, doordat het aantal geboorten volgens de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vanaf 2027 weer toeneemt. Daarnaast bleek uit de bevolkingsprognose van het CBS dat in 2022 sprake was van een toename in de immigratie van kinderen in de po-leeftijd, met name uit Oekraïne. Hoewel deze instroom in 2023 en 2024 is afgenomen, blijft het hoger dan voor 2022. Hogere immigratie kan leiden tot extra instroom in het bekostigde onderwijs. De raming in 2025 wijkt niet veel af van die van vorig jaar, het aantal leerlingen is in 2024 1.400 lager uitgekomen dan toen werd geraamd.

Voor meer cijfers zie Prognoses voor het primair onderwijs

Voortgezet onderwijs: Leerlingendaling zet door, lichte verschuivingen tussen leerwegen

In het voortgezet onderwijs (vo) zijn in 2024 929.600 leerlingen geteld. Naar verwachting zet de leerlingdaling van de afgelopen jaren ook de komende jaren door, tot 885.600 leerlingen in 2031. In de Referentieraming 2025 is het verwachte aantal leerlingen in 2031 met 5.400 (-0,6%) neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de vorige raming.

De lagere raming kent meerdere mogelijke oorzaken. Ten eerste valt de instroom vanuit het primair onderwijs op de lange termijn lager uit dan eerder verwacht, doordat het aantal geboortes in Nederland de komende jaren blijft dalen. Ten tweede blijven leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo minder vaak zitten, waardoor de leerlingen sneller het voortgezet onderwijs verlaten. Tegelijkertijd is het aantal zittenblijvers in vmbo-basis en -kader juist hoger dan verwacht, wat leidt tot een opwaartse bijstelling van het leerlingaantal in die leerwegen.

Opvallend is dat na het tweede jaar in het voortgezet onderwijs er ongeveer evenveel leerlingen doorstromen naar havo/vwo als naar het vmbo. De doorstroom naar het havo/vwo nam jarenlang licht toe, maar is de afgelopen jaren afgevlakt.

De slagingspercentages trekken in de meeste leerwegen weer richting het niveau van vóór de coronapandemie, al blijven de slagingskansen in vmbo-gl/tl achter. Zie de Examenmonitorvoor meer informatie over slagingspercentages. Het aantal leerlingen in het praktijkonderwijs is het afgelopen jaar weer toegenomen, na een afname sinds 2021. Ook in 2025 wordt een verdere toename verwacht, mede door de instroom van meer leerlingen vanuit internationale schakelklassen (isk). 
Het aantal deelnemers in de volwasseneneducatie (ve) neemt na enkele jaren van groei weer af. In 2024 volgen 14.600 leerlingen ve-onderwijs, wat 900 (-5,6%) minder is dan eerder geraamd. Deze daling hangt samen met stijgende slagingspercentages in het havo en vwo, waardoor minder leerlingen na het voortgezet onderwijs doorstromen naar het vavo. De verwachting is dat de instroom in het vavo-roc de komende jaren verder afneemt.

Voor meer cijfers zie Prognoses voor het voortgezet onderwijs

Middelbaar beroepsonderwijs: Groter aandeel bol in mbo verwacht door licht stijgende werkloosheid

Het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) laat de komende jaren een lichte groei zien, van 466.600 in 2024 naar 472.000 in 2027. Daarna zet echter een daling in, met een geraamd aantal van 443.200 studenten in 2040, als gevolg van de verwachte afname van het aantal jongeren in Nederland.

Door de verwachte lichte stijging van de werkloosheid neemt het aantal bol-studenten toe, terwijl het aantal bbl-studenten naar verwachting zal afnemen. Bbl-opleidingen worden bij oplopende werkloosheid minder aantrekkelijk. Het verschil tussen bol en bbl wordt ook bepaald door de voorkeur van de student: bijvoorbeeld zij-instromers, die het liefst in de praktijk leren en dat met werken willen combineren, passen goed in de bbl. Soms kan het overstappen van bol naar bbl zelfs voortijdig schoolverlaten (vsv) voorkomen.

In 2024 zijn er 328.900 bol-studenten. In 2031 wordt hun aantal geschat op 364.200. Voor de bbl geldt dat het aantal studenten in 2024 is uitgekomen op 137.700, aanzienlijk hoger dan de eerder geraamde 127.900. Hoewel de bbl de afgelopen jaren groeide, wordt vanaf 2024 een daling verwacht van 137.700 in 2024 naar 96.100 in 2031. 

Het totaal aantal mbo-studenten laat weinig verschil zien tussen de raming van 2025 en die van vorig jaar. In 2024 bleek het aantal mbo-studenten 1.300 lager uit te vallen dan eerder geraamd.

Voor meer cijfers zie Prognoses voor het middelbaar beroepsonderwijs

Hbo: Daling Nederlandse studenten zet door, instroom internationale studenten stabiliseert

Het aantal studenten in het hoger beroepsonderwijs (hbo) is gedaald en zal naar verwachting de komende jaren verder dalen.

Het aantal hbo-studenten nam af van 459.600 studenten in 2023 naar 449.200 studenten in 2024. Er wordt een verdere afname verwacht naar 412.800 in 2031. Deze raming is licht naar boven bijgesteld ten opzichte van vorig jaar, omdat de ongediplomeerde uitstroom lager is dan vorig jaar verwacht. Tegelijkertijd is de instroom van internationale studenten naar beneden bijgesteld, de eerder stijgende instroom van internationale studenten zet zich niet door. De raming houdt er rekening mee dat blijft het aantal internationale hbo-studenten de komende jaren stabiel blijft rond de 42.000.

Binnen het hbo blijven de verschillen tussen opleidingssoorten zichtbaar. De hbo-bachelor krimpt, terwijl de associate-degreeopleidingen juist groeien. In 2024 zijn er 26.700 associate-degree-studenten, een stijging van 11,2% ten opzichte van 2023. De groei zet naar verwachting door tot 2028, waarna het aantal stabiliseert rond 28.800 studenten. Het aantal hbo-masterstudenten blijft met een lichte stijging van 15.200 in 2024 naar 15.600 in 2031 relatief stabiel.

Voor meer cijfers zie Prognoses voor het hoger beroepsonderwijs

Universiteiten: Daling Nederlandse studenten zet door, ook verdere daling internationale studenten

In het wetenschappelijk onderwijs (wo) is het aantal studenten in 2024 afgenomen tot 339.600 en naar verwachting zal dit verder dalen naar 313.000 in 2031. De raming is lager dan vorig jaar omdat deze niet langer uitgaat van een groeiende instroom van internationale studenten. De raming houdt er rekening mee dat het aantal internationale studenten in het wo de komende 10 jaar met zo’n 4% zal dalen. Het aantal Nederlandse wo-studenten neemt sinds 2021 af en zal de komende jaren verder afnemen. De daling van Nederlandse wo-studenten wordt niet meer gecompenseerd door de stijging van internationale studenten. Daarom wordt nu een daling van het totaal aantal wo-studenten verwacht. Daarnaast is de raming voor het aantal Nederlandse studenten licht naar beneden bijgesteld. Dit komt onder andere doordat meer studenten hun diploma haalden dan verwacht.

Voor meer cijfers zie Prognoses voor het wetenschappelijk onderwijs

Over de RR2025

De referentieraming leerling- en studentaantallen 2025 is beleidsarm opgesteld en vastgesteld door de directeur van de directie Kennis en Strategie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De externe Begeleidingscommissie Leerlingen- en Studentenraming (BLS) bevestigt de toegepaste methodologie en bevestigt dat de uitkomsten van de raming plausibel en onderbouwd zijn. In deze commissie zijn CBS, CPB, SCP, PBL en de sectororganisaties van het onderwijs vertegenwoordigd; daarnaast nemen verschillende onafhankelijke ramings- en onderwijsexperts in deze BLS zitting.